Waarom gelden regels uit Brussel in Nederland?

  1. Europese verkiezingen uitgelegd
  2. Wat is de EU?
  3. Waarover gaat de Europese Unie?
  4. Waarom bestaat de EU?
  5. Wat is de exclusieve bevoegdheid van de EU?
  6. Wie zijn de EU?
  7. Wat is de Europese Unie niet?
  8. Waarom gelden regels uit Brussel in Nederland?
  9. Hoe democratisch is de EU?
  10. Hoe stel je jezelf verkiesbaar?
  11. Hoe kan ik stemmen?

De Europese Unie heeft een supranationaal karakter en exclusieve bevoegdheden: lidstaten geven de Unie als geheel de bevoegdheid om geldend recht te maken. In een aantal spraakmakende uitspraken van het Europese Hof van Justitie kwam dit specifieke karakter van het EU-recht naar voren.

Zo oordeelde het Europese Hof van Justitie in de zaak Gend en Loos (1963) dat EU-wetgeving directe werking heeft. Dat betekent dat individuen de mogelijkheid hebben om zich op deze wetgeving te beroepen voor nationale rechtbanken, zelfs als deze wetgeving niet is ‘omgezet’ in nationale wetgeving. Omzetting van wetgeving betekent dat regels uit Brussel ook daadwerkelijk worden opgenomen in de nationale, in ons geval Nederlandse, wet.

Een jaar later, in 1964, kwam de zaak Costa/Enel voor bij het Europese Hof. In deze zaak stond de vraag centraal of nationale wetgeving boven EU-recht staat, wat relevant is wanneer regels botsen. Het Hof oordeelde dat EU-recht een integraal deel is van het nationale rechtssysteem en dat nationale rechtbanken EU-recht moeten toepassen, zelfs als dit tot gevolg heeft dat nationale wetgeving wordt ingeperkt. De uitspraak bevestigde daarmee het principe van de ‘suprematie’ van EU-recht boven nationale wetgeving. Dit betekent dat nationale wetten die in strijd zijn met EU-recht buiten toepassing moeten worden gelaten.

Het Hof versterkte zo de juridische positie van de EU en haar vermogen om haar beleid in alle lidstaten af te dwingen. Zou dit niet het geval zijn, dan zou de EU ook helemaal geen taak en functie meer hebben en zou EU-recht een dode letter worden.

In Nederland is tevens in de grondwet opgenomen dat regels uit internationale verdragen rechtstreeks door burgers ingeroepen kunnen worden bij de rechter en voorrang hebben boven (botsende) nationale wetten (art. 93 en art. 94 Grondwet). Europees recht heeft een andere status dan internationaal recht (uit andere verdragen), nu het Europese Hof nadrukkelijk kiest voor een sterke positie van het EU-recht, waarmee het Europese recht uit zichzelf als het ware een voorrangspositie krijgt. In Nederland mogen nieuwe wetten niet worden getoetst aan de grondwet, maar wel aan Europese en internationale wetgeving.

Toch is de werking van het EU-recht niet altijd even duidelijk. Dit heeft ook te maken met de vorm waarin Europese wetten worden geschreven. Daarin is een belangrijk verschil tussen de primaire wetgeving, zoals de verdragen van de werking van het EU-recht, en secundaire wetgeving: wetten en regels die opgesteld worden op basis van deze verdragen.

Deze nieuwe wetten en regels kunnen worden vastgelegd als verordening of als richtlijn. Beide vormen hebben een bindende werking en zijn ‘wetten’. Het belangrijkste verschil tussen deze vormen ligt in hun zogenaamde ‘rechtstreekse werking’ en hun methode van implementatie door de lidstaten:

Verordening:

  • Een verordening is rechtstreeks van toepassing in alle lidstaten, zonder dat het nodig is om nationale wetgeving aan te nemen. De regel is op zichzelf duidelijk. Bijvoorbeeld: stel dat er een regel komt dat op alle autowegen de maximumsnelheid 100 km per uur is. Deze regel is duidelijk op zichzelf en dus direct toe te passen in het dagelijks leven.
  • Verordeningen hebben algemene geldigheid en zijn rechtstreeks van kracht in alle EU-lidstaten zodra ze zijn aangenomen. Ze zijn verplicht voor zowel de burgers als de overheden van de lidstaten.
  • Voorbeelden van verordeningen zijn de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), die de privacy van individuen regelt, en de Verordening inzake roamingkosten, die de kosten van mobiel bellen in de EU reguleert.

Richtlijn:

  • Een richtlijn verschilt van een verordening doordat het niet rechtstreeks van toepassing is in de lidstaten. In plaats daarvan moeten de lidstaten nationale wetgeving aannemen om aan de doelstellingen van de richtlijn te voldoen. Bijvoorbeeld: stel dat de regel komt dat Europese lidstaten de veiligheid op autowegen regelen door een gepaste maximumsnelheid in te stellen. Dit is dan een bindende wet, maar als burger weet je niet wat er dan van jou wordt verwacht. Deze regel moet dan worden omgezet door een nationaal instituut tot een nationale wet.
  • Richtlijnen stellen de lidstaten een bepaald doel of resultaat vast dat moet worden bereikt, maar laten hen vrij in de keuze van de vorm en de middelen om dit doel te bereiken. Dit kan leiden tot verschillen in de implementatie van de richtlijn tussen de lidstaten.
  • Een voorbeeld van een richtlijn is de Richtlijn betreffende consumentenrechten, die consumentenbescherming regelt bij online en offline aankopen.
  • Richtlijnen zijn dus wel bindende wetgeving, dus als burger kun je je er ook op beroepen dat jouw land, bijvoorbeeld wanneer een lidstaat er lang over doet om een richtlijn om te zetten tot nationale wetgeving, de regel niet voldoende of goed naleeft.

Kort gezegd: verordeningen zijn direct van toepassing en verplicht voor alle lidstaten zonder verdere omzetting, terwijl richtlijnen wel bindend zijn maar omzetting vereisen in nationale wetgeving.

Lees in een notendop hoe Europese wetten tot stand komen

Europese wetten worden tot stand gebracht via een wetgevingsproces dat de instemming vereist van de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie:

  1. Initiatief: Het wetgevingsproces begint meestal met een voorstel van de Europese Commissie. De Commissie heeft het exclusieve recht om wetgevingsvoorstellen in te dienen. Het kan ook voorstellen ontvangen van andere instellingen, lidstaten, belangengroepen of individuen.
  2. Raadpleging: Nadat de Commissie een voorstel heeft ingediend, kan zij advies inwinnen bij belanghebbenden zoals nationale regeringen, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.
  3. Besluitvorming in het Europees Parlement:
    • Commissiefase: Het voorstel wordt toegewezen aan een relevante commissie van het Europees Parlement voor verdere discussie, amendementen en stemming.
    • Plenaire stemming: Na goedkeuring in de commissie wordt het voorstel voorgelegd aan het voltallige Europees Parlement voor een plenaire stemming. Het Parlement kan het voorstel wijzigen, goedkeuren of verwerpen.
  4. Besluitvorming in de Raad van de Europese Unie:
    • Commissiefase: Het voorstel wordt besproken in een relevante werkgroep of commissie van de Raad van de Europese Unie, die bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten.
    • Raadpleging en onderhandeling: De Raad van de Europese Unie kan het voorstel amenderen en onderhandelt met het Europees Parlement over eventuele wijzigingen.
    • Gewone wetgevingsprocedure (medebeslissing): In de meeste gevallen wordt het voorstel aangenomen volgens de gewone wetgevingsprocedure, waarbij het Parlement en de Raad samenwerken om een definitieve versie van de wet aan te nemen. Dit vereist de goedkeuring van beide instellingen.
  5. Goedkeuring en publicatie: Als het Europees Parlement en de Raad het eens zijn over de tekst van het voorstel, wordt het aangenomen en ondertekend door de voorzitters van beide instellingen. Vervolgens wordt de wet gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt deze in werking op de datum die in de wet is vastgesteld.

 

Dit wetgevingsproces waarborgt dat Europese wetten worden aangenomen op een democratische en transparante manier, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de EU-lidstaten en haar burgers. In praktijk worden zo verschillende versies van een wetsvoorstel (de versie van de Commissie, het Europees Parlement en de Raad) samengebracht tot één tekst. Dit vereist veel afstemming en onderhandeling – ook met nationale lidstaten.

Bij onduidelijkheid over een wet kunnen nationale rechters vragen stellen aan de rechters van het Europese Hof van Justitie in Luxemburg. Dit Europese Hof kan duiding en uitleg geven.